Ha wat leuk, ik voel mij natuurlijk zeer vereerd vanwege het feit dat ik hier als medeblogger acte de presénce mag geven. Let's kick things off met enkele gedichten van door mij bewonderde auteurs, ter leringhe en vermaeck maar natuurlijk vooral om de sensibiliteit voor schoonheid (die in elke ziel aanwezig is) te vergroten.
Omdat ik wel gecharmeerd ben van het groteske gebaren en dramatiek houd ik het even bij wat (neo)romantiek. Denkt u aan de Tachtigers (Kloos) en Expressionisten (Kloos), de decadente poétes maudits van de franse zwarte romantiek (Baudelaire) , en Jotie T'Hooft, een late navolger uit de sixties (die om dat te compenseren dan weer heel vroeg gestorven is). Alle leuke hokjes daargelaten bevinden ze zich duidelijk in the same vein, wat mij betreft dan toch.
Aan een passante
De straat omgaf mij met haar daverend kabaal en
Lang, slank, in diepe rouw ging mij een vrouw voorbij,
Verheven in haar smart; met fraaie hand liet zij
De zoom van haar gewaad opzweven en weer dalen,
Op snelle benen en met statueske grootheid.
En uit haar ogen, loden lucht waar storm ontspringt,
Dronk ik verkrampt, bevangen als een zonderling,
Zoetheid die fascineert, genot dat tot de dood leidt.
Een bliksemflits... en toen de nacht! Vluchtige schone
Wier blik mij één moment met levenskracht beloonde,
Zal ik je in het eeuwig leven pas weer zien?
Elders, ver weg van hier! Te laat! Of nooit misschien!
Ik weet niet waar jij vlucht, jij niet waar ik zal gaan,
Vrouw die ik had bemind, vrouw die dat hebt verstaan!
Charles Baudelaire (in: Les Fleurs du Mal, 1857)
--
Sonnet
Ik ben een God in 't diepst van mijn gedachten,
En zit in 't binnenst van mijn ziel ten troon
Over mij zelf en 't al, naar rijksgeboôn
Van eigen strijd en zege, uit eigen krachten.
En als een heir van donkerwilde machten
Joelt aan mij op en valt terug, gevloôn
Voor 't heffen van mijn hand en heldere kroon:
Ik ben een God in 't diepst van mijn gedachten.
-- En tóch, zo eindloos smacht ik soms om rond
Úw overdierb're leên den arm te slaan,
En, luid uitsnikkende, met al mijn gloed
En trots en kalme glorie te vergaan
Op úwe lippen in een wilden vloed
Van kussen, waar 'k niet langer woorden vond.
Willem Kloos (1859 - 1938)
--
Heimwee
De tijden zijn zwart.
wij zijn eeuwen en eeuwen te laat geboren.
in een mantel gehuld, door een
engel op weerlichten doortocht verloren
en door het onuitroeibaar heimwee vervuld
den Koning te zien voor Wien ik had willen strijden,
schrijd ik naar den Dood
en die een krijgsman had willen zijn
in de harstochtelijkste aller tijden,
moet nu in late verwilderde woorden gewagen
van eeuwen, die versomberden tot verhalen
duister en vurig
van Kruistochten en Kathedralen.
Marsman
--
EENHOORN
Here, zonder naam en zonder gezicht
Zie vanuit den hoge
Op uw droeve eenhoorn neer
Die danig hunkert naar uw licht,
Die sierlijk door de wouden dwaalt
Maar bladeren geen voedsel vindt,
die voor de poort der doden draalt,
Allen bladeren op uw wind.
Here, zonder handen zonder stem
Snij de lichtlans van zijn voorhoofd
En vang hem in uw stalen klem
Voor de wereld hem de glans ontrooft,
Lok hem langs de stapsteen sterven,
Niet als anderen domweg gedoofd
Maar rein, vrij van bederven
Langs de kruisweg waar hij in gelooft.
Jotie t'Hooft
dinsdag 26 mei 2009
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geachte Curunir,
BeantwoordenVerwijderenDank voor uw eerste kopij. Ondergetekende heeft ten zeerste genoten van de vruchten van uw poëtische kennis.
- pulvis et umbra sumus -
Complimenten van een leek. Een mooie bijdrage betreffende een gebied waarvan ik nog nauwelijks kennis heb genomen.
BeantwoordenVerwijderenOf zoals men dat op Internet 2.0 doet: +1
Mij resteert geen andere mogelijkheid dan mij aansluiten bij de heer VonKirschen. Ik ben geïnclineerd te vervallen in melanchonische gevoelens en deze gedichten bevatten zeker een melanchonisch element, waardoor ze mij wel kunnen bekoren. Vooral het gedicht van Charles Baudelaire sprak mij wel aan. Chapeau!
BeantwoordenVerwijderen-Quieta non movere-